
Als Congo een grote ballon is, dan is de provincie Bas Congo het ventiel: de enige provincie met toegang tot de de Atlantische Oceaan. In januari 2015 reisde ik per 4×4 tien dagen door deze provincie, samen met Mira en Choupette. Ik ontdekte er veel toeristisch potentieel, van oude koloniale gebouwen en monumenten over maagdelijke stranden en watervallen in smaragdgroene wouden. Ik zet negen van mijn persoonlijke ontdekkingen op een rijtje, maar er zijn er nog veel meer.
1. Hotel Metropole (Matadi)
Het oudste hotel van de chaotische havenstad Matadi, ooit het mooiste van Congo. Maar Hotel Metropole is niet meer. Een verlaten receptieruimte, de toog in spiegelglas zonder receptionniste, de bakjes zonder sleutels, de gele postbus zonder brieven, de ruimte zonder geluid. Een paar gedempte zonnestralen priemen door de leegte. Het stof blijft liggen op de vloer, onaangeroerd want er is geen beweging. Mira en ik lopen de krakende trap op, vijf verdiepingen hoog. De kamers, de gangen, de nummers, de liften: ze dienen tot niks meer. Op de bovenste verdieping bevindt zich het restaurant, met een podium waarop een orkest het publiek vermaakte. Het restaurant geeft een panorama op de Congorivier, op de haven van Matadi en de befaamde “Mobutu brug”, de “Golden Gate Bridge” van Congo. Ver onder ons het kabaal van Congo. Geroezemoes en toeters stijgen op, maar ze zijn slechts achtergrond bij de symfonie van de stilte die gespeeld wordt op de zevende verdieping van het ooit zo vermaarde Hotel Metropole.

2. Het strand van Tonde (Muanda)
In Muanda rolt de Atlantische oceaan zacht het strand op, het water is warm, het zand wit en zacht, de palmbomen wuiven, kleine krabbetjes trippelen hun holletjes in, ’s avonds zakt een rode zon onder in een grijze en gele einder. “Plage Tonde” is een strand dat moeiteloos met de Carraïbische stranden uit de reisbrochures kan concurreren, maar dan maagdelijker, zonder all in resorts of een gordel beton. Plastieken tafeltjes en stoeltjes staan schots en scheef in het zand. ’s Avonds dreunen de Congolese ritmes uit de boksen. Heupen wiegen, billen schudden, borsten draaien, monden drinken, lippen kussen. Een vrouw verkoopt verse gamba’s met chikwanga. Een “beach resort” is Muanda echter niet. Ik zoek gedurende twee uur in de stad naar zonnecrème. Niemand in Muanda dat er al van gehoord heeft, incluis de apotheken. Wanneer Mira haar badpak vergeet in Muanda zullen we later in heel Bas-Congo, incluis grote steden als Matadi en Boma, geen badpak of zwembroek vinden.


3. Het vissersdorpje van Nsiamfuma
We rijden van Muanda naar Nsiamfuma, een klein vissersgehucht op een half uur rijden van Muanda. Rijden langs deze weg is reizen door het koloniaal verleden: vele mooie koloniale gebouwen verkommeren. Sommigen zijn overgenomen door Congolezen die onderhoud van een huis minder belangrijk vinden. Ook Mira vindt dat je met geld betere dingen kunt doen dan een huis onderhouden. Kan ik haar tegenspreken? Neen, in een land waar je geld bijeen moet schrapen om de kinderen eten te geven, ga je geen dollars steken in het repareren van een deur of het verven van een muur. Andere koloniale gebouwen worden opgeslorpt door moeder natuur: wortels van bomen wurmen vloeren op, onkruid schiet uit de muren, vogels maken er hun nest. Tussen de hoge grassen staart een standbeeld van een arbeider de leegte in. In Nsiamfuma zelf hangt een scherpe viswalm. Duizenden vissen liggen te drogen op houten tafels onder de zon. We stoppen aan “Camping Sion”. Er is geen kat. Er staan kermisattracties, een podium. Een terrasje geeft uitzicht op het strand en de oceaan. De gerant opent een hek, we kunnen het maagdelijke stand op. Vissers halen hun netten binnen. Paradijselijk. De camping is ondersteund door een NGO. Hamvraag: komen er hier ooit wel eens toeristen langs.
4. Pointe Banana et de “embauchure”
Ten Zuiden van Muanda ligt Pointe Banana, vooral bekend om de “embauchure”, de plek waar de enorme watermassa van de Congorivier zich in de Atlantische Oceaan stort. De plek waar de Portugees Diago Cao voor de eerste maal Congo ontdekte, de plek waarlangs Stanley en later vele Belgen Congo binnen kwamen, de enige weg. We rijden langs een weg. Links van ons de Oceaan, rechts van ons mangrovebossen en moerassen. In het beschermde gebied leven veel vogelsoorten en grote zoogdieren zoals nijlpaarden en antilopen. De bedreigde zeekoe is hier de grootste attractie. Links en rechts staan koloniale huizen, vervallen en bewoond door verpauperde Congolezen. Roestige schepen liggen gezonken in de Congo rivier. Een verweesd kanon staat met de loop het gericht op de monding van de Congo. Getuigen van het koloniaal verleden. Mira koopt goedkope gepekelde vis om mee te nemen naar Kinshasa.
5. Hotel Mangrove (Muanda)
De gerant vertelt dat het hotel van oorsprong Belgisch is, en dateert van de tijd dat Congo nog Belgisch was. 600 kamers, 25 villa’s: hotel Mangrove was ooit één en al glorie. Maar het hotel is het slachtoffer van zijn geografische ligging: in Congo, en bovendien gelegen aan het kleine stukje kust dat Congo toegang verschaft tot de Atlantische Oceaan. En gelegen naast een militaire kazerne. In het tumult van de opstand tegen Mobutu roofden die militairen het hotel leeg. De Belgen pakten voor goed hun biezen. Later maakte het hotel deel uit van de kazerne. De militairen waren geen goede gasten: ramen en deuren ontmanteld, muren beklad, tegels vernield, alles wat los zat meegejat. Maar ze hebben het hotel haar waardigheid niet volledig gesloopt. Na wat protest door een bezorgde Mira baan ik mij een weg door hoog opgeschoten gras en onkruid. De tegels kraken onder mijn voeten. De muren zijn intact, de steunbalken, het dak. Op de muren van het toilet staat een grote graffiti, wellicht gemaakt door de militairen die hier jaren huisden : « Je vivrait, je ne mourrait pas parce que le seigneur va me sauver mon âme au séjour de ma mort » Ik loop door het hotel tot het terras aan de achterkant. Daar zie ik iets blauw tussen het hoge gras, het zwembad, met zicht op de Atlantische Oceaan en palmbomen. Op de bovenverdieping piep ik binnen in een aantal kamers met zicht op de oceaan. Een trap leidde vroeger rechtstreeks van het hotel naar het strand.
6. Mbuela Lodge (Kisantu)
Een standbeeld van de Maagd Maria verwelkomt de bezoeker. Er racen kinderen voorbij op een door een motor aangedreven fiets. Onder platanen met rode en blauwe lampionnen spelen gasten minigolf. Wat verder staat een levensgroot schaakbord in de tuin. Een bijzonder mooi zwembad met panoramisch zicht op de omringende groene heuvels. Groenten en fruit zijn zelf biologisch en komen van het eigen erf, net zoals het vlees (waaronder struisvogels). De plaats is luxueus, maar op zijn Congolees: golfkarren zonder golfterrein, een flatscreen TV die niet werkt, een IPod dock zonder Ipod, een douche zonder warm water, een frigo zonder iets. Maar desondanks een grote aanrader, voor de rust, de stilte, de gezelligheid. De ultieme ontspanning voor de mens die dagelijks Kinshasa trotseert. Choupette springt in het zwembad, Mira rijdt rond met de golfkar.

7. De Botanische tuin van Kisantu
De botanische tuin van Kisantu is een domein met 12 kilometer wandelpaden. De Belgische jezuïet Gillet richtte de tuin op in 1901. In het park ligt er een vijver met een hoogbejaarde krokodil waarvan de leeftijd, al naargelang wie je spreekt, varieert van 70 tot 200 jaar. Naar verluidt zouden er ook een gorilla en een python geleefd hebben, die zijn nu niet meer terug te vinden. Tussen 2004 en 2008 werd de tuin van Kisantu volledig gerenoveerd, dankzij de steun van de Europese Unie en de Nationale Plantentuin van België. De collectie telt meer dan 3000 lokale en geïntroduceerde soorten. Het herbarium is een van de rijkste en oudste van Congo. Ook het arboretum, het nieuwe orchideeënpaviljoen, de serre met cactussen, de collectie waterplanten zijn de moeite waard.
8. Les chutes de Vampa (Kimpese)
Toeristen kunnen hun bagage afgooien in een centrum van de Protestantse kerk, CRAFOD. Vandaar uit is het anderhalf uur stappen naar de watervallen van Vampa, die te vinden zijn in een stuk smaragdgroen woud. De zon perst liters zweet uit mijn poriën. Metershoge gewassen prikken in mijn blote armen en gezicht. Na een uur staan we aan een brug, of beter gezegd: ijzeren draden waarop takken zijn gelegd. We lopen door een sprookjesachtig mangosteenbos. Daarna is het klauteren en kruipen over rotsen om de watervallen te bereiken en groene lagunes.’s Avonds lopen we door pikkedonkere dorpjes terug. Een duister schimmenspel, onderbroken door het licht van gele lokken vuur en witte rijen tandjes en pretoogjes van de kindjes. Ze stormen als een kudde schapen uit elkaar. Achter ons sluit een rood-oranje horizon als een kleurrijk theaterdoek de dag af.
9. Mbanza Ngungu
Mbanza-Ngungu is gebouwd door de Belgen eind 19de eeuw. Het groeide en bloeide dankzij de eerste spoorlijn in Congo. Een titanenwerk waaraan negen jaar gewerkt is, en waaraan tweeduizend mensen zich letterlijk doodgewerkt hebben. We zien de roestige treinstellen en oude koloniale woningen. Op de markt springen lege rekken in het oog. Vlees is er nauwelijks te ratten. Een gevilde koeienkop kijkt schaapachtig van op een houten tafel. Wel aanwezig is zwart gerookte vis. In de modder tussen vuilhopen staan advocaten in smetteloze zwarte toga en zwarte lakschoenen die schitteren als de poolster op een heldere avond in de Sahara. Bijzonder, Mbanza Ngungu.
Heej Mira, woon je in nederland? ik zou heel graag contact met je willen opnemen i.v.m uw avontuur in Muanda. ik ben bezig met een project over Tonde…
dit is mijn nummer 0636279207
Michael
LikeLike
Over welk project gaat het precies? Tonde is een leuk strand. Ik ben de administrator van deze blog. Mira is mijn vrouw en is Franstalig. Groet. Jan
LikeLike